Van de Britse schilder William Turner (1775-1851) wordt gezegd dat hij zich ooit vier uur lang in een storm aan een mast had laten vastbinden, om zo het razende natuurgeweld waarheidsgetrouw te kunnen vastleggen. Turner benadrukte dit graag zelf en deed gretig mee aan de verspreiding van het verhaal. Veel zeeschilders gingen zelf de zee op om de elementen van wind, water en lucht aan den lijve te ondervinden. Een van de eerste kunstenaars die dat deed, was de Haarlemmer Hendrick Vroom (1566-1640), die algemeen beschouwd wordt als de grondlegger van het zeestuk in de Noordelijke Nederlanden. Volgens de overlevering leed hij aan het eind van de 16de eeuw voor de Portugese kust schipbreuk tijdens een van zijn vele buitenlandse reizen. Aan land gekomen, schilderde hij zijn belevenis en terug in Holland bleef hij hiermee doorgaan omdat zijn ‘scheepkens’ gretig aftrek vonden. Zo kan een genre in de kunst door een toevalligheid ontstaan. Voor het maken van de beroemde Zeeuwse tapijtreeks ging Vroom bewust de zee op om in de nabijheid van Zierikzee persoonlijk de omstandigheden van wind, wolken en water te ervaren waarmee zeelieden in deze omgeving geconfronteerd werden.
Er waren ook wat minder fortuinlijke zeeschilders. Scheepstimmerman Gerrit Groenewegen (1754-1826) raakte door een ongeluk zijn rechterbeen kwijt waardoor hij zijn vak niet meer kon uitoefenen en zich noodgedwongen omschoolde tot maritiem tekenaar. Ook de Zeeuw Engel Hoogerheijden (1740-1807) overkwam dit lot. Hij was matroos bij de VOC en verloor net als Groenewegen een been. Na twaalf ambachten en dertien ongelukken koos hij voor het beroep van kunstenaar. Misschien is dat voor ons maar goed ook, want anders hadden we hun namen en werken waarschijnlijk nooit gekend.
Ook in de moderne kunst worden schepen en de zee vaak tot onderwerp gekozen. Maar de kunstenaars hebben veelal zelf geen relatie met scheepvaart of scheepsbouw. Iemand die door de scheepvaart ten onder ging, was de conceptuele kunstenaar Bas Jan Ader (1942-1975).